FCI groep 1 : Herdershonden en veedrijvers
Sectie : 1
Herkomst : Oud Nederlands ras dan meer bekendheid kreeg rond het jaar 1890. Sindsdien qua uiterlijk en karakter onveranderd gebleven. Een veelzijdige hond, een manusje van alles. Het is voornamelijk een hoeder, dit wil zeggen dat hij naast de schapen loopt en niet erachter.
Voorkomen : Middelgroot, middelzwaar, goed gespierd, krachtig en evenredig gebouwd, veel uithoudingsvermogen, levendig temperament en intelligente uitdrukking.
Schofthoogte : Reuen 57 – 62 cm, teven 55 – 60 cm
Gewicht : Reuen : 28 kg, teven : 23 kg.
Vacht : Harde, niet te korte beharing en wollig onderhaar. Kraag, broek en staartveer moeten duidelijk zichtbaar zijn
Kleur : Goud- en zilvergestroomd
Gebruik : Gezinshond, geschikt als hoeder van een kudde, goed in hondensport.
Gezondheid : Nog geen problemen gekend.
Aard : Trouw, betrouwbaar, oplettend, waakzaam, actief, zelfstandig, doorzettingsvermogen, intelligent, bereid tot gehoorzamen. Prima gezinshond die graag met zijn baas sportief bezig is. Opvoeden en trainen gebeurt hoofdzakelijk door stemgebruik. Is stemgevoelig, harde aanpak is overbodig en werkt averechts. Leert snel, wees creatief tijdens training anders gaat hij zich vlug vervelen. Komt heel goed tot zijn recht in speuroefeningen, hoeden, behendigheid en reddingshondenwerk.
Bijzonderheden : Af en toe borstelen, in ruiperiode dagelijks kammen en borstelen.





